SCHILDERTECHNIEK
Zie ook het artikel uit tijdschrift 'Palet' over mijn techniek:
https://www.josvanriswick.nl/images/artikel.pdf
Huidige schildertechniek
Ik hou me bij het schilderen vooralsnog erg dicht bij wat ik waarneem.
Indien mogelijk gebruik ik de zgn. 'sight-size methode' (nederlands woord
hiervoor bestaat niet geloof ik). Hierbij zet je het te schilderen onderwerp
zo dicht mogelijk bij het paneel of doek, zodanig dat je ze allebei in
een oogopslag kunt zien, evt door enkele stappen van de opstelling terug te
doen. Zo kun je het onderwerp en het schilderij het makkelijkste met
elkaar vergelijken. Of je alles wat je ziet over wilt en kunt nemen is een andere
kwestie. Deze methode werd aangewend door veel 'salon'-schilders eind
19e eeuw, zoals bijv. John Singer-Sargent.
Mijn palet bestaat min of meer uit een warme en een koele variant van alle
primaire kleuren (plus groen): dwz ik heb een groenachtig blauw en een roodachtig blauw, dan
een blauwachtig groen en een geelachtig groen etc... Hiervan dan de meest verzadigde
variant die ik kan vinden.
Daarnaast gebruik ik nog transparant oxide rood, omdat deze erg geschikt is
voor het mengen van grijzen in combinatie met ultramarijn blauw donker (complementair).
Verder gebruik ik maar 1 wit: titaanwit. De meeste verven die ik gebruik bevatten
maar 1 enkel pigment, dwz zijn geen mengsels (kan ikzelf wel mengen.) Merk op
dat zuivere of ongemengde pigmenten niet vanzelf heldere of verzadigde kleuren opleveren,
denk bijvoorbeeld aan gele oker.
Merk: Old Holland van Scheveningen.
Om te beginnen meng ik eerst een aantal belangrijke kleuren die ik in mijn
onderwerp zie: bijvoorbeeld 2 kleuren voor de achtergrond (indien die verloopt in kleur), dan:
de schaduw en lichte kleur voor ieder object etc.. Zo heb ik voor alle belangrijke
kleuren in het onderwerp een mensel dat niet al te ver meer af zit van wat het
uiteindelijk moet worden en hoeft ik niet steeds weer vanaf 0 (tube kleuren) beginnen te mengen.
Al schilderende moet natuurlijk wel alles worden aangepast. Direct alles goed mengen is
niet mogelijk (of iig erg moeilijk).
De laatste tijd schilder ik meestal op mdf paneel, geprepareerd met acrylgesso
of acrylvernis. Voor ik begin te schilderen breng ik een dunne laag door
mijzelf geformuleerd medium op het paneel aan, dit noemt men inolien. Hierdoor
krijgt de aangebrachte verf over het hele paneel een homogene en gedurende de
hele schildersessie constante consistentie, en kun je op ieder moment verf met de
kwast verplaatsen of toevoegen. Mijn medium zorgt evoor dat ik
ongeeveer 2 dagen nat in nat kan werken. Bij het nat in nat schilderen komt
het aan op handigheid in het manipuleren van de verf. Ik heb gemerkt dat ik
hiervoor steeds meer verschillende soorten kwasten gebruik: varkenshaar,
runderhaar, slepers (marter), en mangoest (langnickel 5590), maar ook grote
verfkwasten die de huisschilder gebruikt, en de kleine, langharige zwarte kwasten van de Hubo
(onmisbaar, maar hoe ze heten???)
Als opzet gebruik ik soms een potloodtekening (voorafgaande aan het inolien),
maar soms ook een geschilderde schets, uitgevoerd in ultramarijn donker en
transparant oxide rood. Hierop werk ik dan nat in nat verder. Ik begin met het
aanbrengen van brede kleurtoetsen, om zo snel mogelijk een beeld te krijgen van
het eindresultaat, en om indien nodig in een vroeg stadium kleuren te kunnen
aanpassen. In dit stadium probeer ik het onderwerp te zien als een verzameling
kleurvlakjes die ik in het schilderij probeer te reproduceren.
Hierbij let ik erop dat ik het totale bereik in toon en verzadiging
zo snel mogelijk helemaal besla, omdat kleurpassages vergelijken en uitbalanceren
anders niet mogelijk is. Ik zorg er dus voor dat de donkerste donkerten en de hoogste
lichten er snel in zitten, alsmede de meest verzadigde (felle/heldere) kleuren.
Zodra er in het beeld herkenbare objecten ontstaan, kan ik het denken in kleurvlakjes
langzaam loslaten en meer gaan denken in termen van tastbaarheid en plasticiteit van
de geschilderde voorwerpen en ik probeer licht in het schilderij te zien.
De nat in nat techniek heb ik zover ontwikkeld dat ik bijna alles in het
schilderij op deze manier kan schilderen, gegeven dat ik meteen de juiste
beslissingen over toon/kleur etc neem. Omdat dat laatste echter meestal niet
het geval is, heb ik voor correcties en toevoegingen meestal toch meer
verflagen nodig (alsmede geduld en een groot aantal bakjes verse aardbeien...) Daarnaast
gebruik ik voor kleuren die niet opaak te mengen zijn
hier en daar soms een glacis. (Ik gebruik transparantie en opaakheid doorelkaarheen.) Het schilderij is met mijn medium
binnen 2 dagen droog. De tijd dat ik aan een schilderij werk bedraagd tussen 2
uur en 4 weken...
Zie ook mijn
youtube video's
en de
lijst met veel gestelde vragen
Oudere stukjes over techniek:
Mijn schildertechniek heeft een behoorlijke ontwikkeling doorgemaakt.
Toen ik begon te schilderen werkte ik snel en schetsmatig, in
de stijl van de impressionisten en expressionisten, en ik
heb toen ook veel werk gecopieerd, met name van Van Gogh. Nadat
ik kennis had gemaakt met het werk van moderne nederlandse
realisten als Carel Willink en Dick Ket, ben ik realistischer
gaan schilderen. In navolging van oude meesters als Vermeer
en Caravaggio (zie David Hockney, 'Secret Knowledge') heb ik
ook geexperimenteerd met optische instrumenten als hulpmiddel
bij het schilderen, zoals projectoren,
spiegels, de camera lucida en de camera obscura. Ook heb ik
geexperimenteerd met alternatieve media zoals kunstmatige harsen
die onder invloed van UV licht uitharden. Echter gaven deze methoden
niet echt bevredigende resultaten. Vreemd genoeg is een techniek
die al zo'n 500 jaar bestaat, voor mij, nog steeds de beste, nl
olieverf en het werken naar de natuur. De laatste tijd lijkt m'n
schildertechniek te convergeren. Ik werk op een vrij realistische manier
maar probeer zoveel mogelijk te suggereren door bijvoorbeeld
structuur aan de verfhuid te geven met het paletmes. Wat me boeit
is de studie va alle visuele elementen (structuur, schaduw, hoge
lichten, reflecties) waaruit ons brein een bijna tastbare drie
dimensionale wereld in onze voorstelling reconstrueert. De
schilder kan deze elementen gebruiken om zijn eigen wereld te
scheppen en de toeschouwer hierin mee te voeren.
Ik werk op lakboard of masoniet panelen, met
een glad, eierschaal-achtig oppervlak dat niet-zuigend is.
Hierdoor heb ik de oppervlaktestructuur van het schilderij
helemaal zelf in de hand en kan ik de natte verf nog over het
oppervlak bewegen of eraf vegen, om dingen te corrigeren.
Op zo'n oppervlak is het echter lastig om een schilderij in
een sessie af te krijgen. Door de witte ondergrond zie je vaak
nog witte strepen in de verf staan. Daarom moet je op z'n
minst in twee verflagen werken.
Opstellen van een nieuw stilleven op zolder bij m'n ouders.
Om de belichting aan te passen had ik enkele pannen uit het dak
verwijderd
Om een nieuwe compositie te maken stel ik een aantal objecten samen
en neem een groot aantal digitale foto's, meestal een stuk of honderd.
In elke foto verander ik een klein detail vann de opstelling, ik
verplaats objecten of verander de belichting. Vervolgens kies ik
uit de foto's de beste uit en breng indien nodig nog veranderingen
aan. Gedurende dit proces let ik op elementen als de verdeling van
de zwaartepunten in de compositie, de verdeling van de kleuren en de
ruimtelijke suggestie d.m.v. het gebruik van plans, en ik let op de ruimte
om de objecten heen.
Bij het eigenlijke schilderproces begin ik met een redelijk
gedetailleerde potloodtekening, waarin alle contouren worden
vastgelegd. Als ik tevreden ben, haal ik het overtollige grafiet
weg om vervuiling van de olieverf te voorkomen. Zo blijft er
een nauwelijks zichtbare tekening over (figuur 1). In de eerste
verflaag gebruik ik dan met terpentijn verdunde olieverf. Deze
laag zet ik op met een grote harde kwast, hoewel ik soms ook
wat zachtere kwasten gebruik om een gelijkmatigere film van
verf te verkrijgen, bijvoorbeeld voor de achtergrond. Bij deze
laag leg ik de grote vormen vast. Ik begin met het opvullen van
de achtergrond (2e plaatje) en vul vervolgens alle objecten in
(3e plaatje). Tenslotte probeer ik de contouren wat aan te
scherpen en maak nog correcties indien nodig (4e plaatje). In dit
stadium probeer ik zoveel mogelijk het volle bereik van tonen
in de compositie in te vullen, omdat correcties in toon lastig
te maken zijn in volgende lagen. Dit eerste stadium van het
schilderij moet een goede eerste benadering zijn van het uiteindelijke
schilderij.
In de tweede laag (5e plaatje) bouw ik de verflaag verder op met
voornamelijk onverdunde verf. Omdat deze laag qua toon en kleur vrij
dicht bij de eerste laag zit, lossen ongewenste kwaststreken nu op en
het schilderij ziet er gladder uit. Dit is het juiste moment
om meer details toe te voegen (een echte fijnschilder ben ik
overigens niet). In de laatste lagen (6e plaatje)
voeg ik nu lijnolie toe aan de verf. Dit geeft de verf een
vloeibaarheid waardoor je gemakkelijker subtiele kleurovergangen
kunt maken.