VOORMALIG KLOOSTER
Mijn atelier
bevindt zich in het voormalig klooster van de
Franciscanessen van de Heilige Familie op de Van Oldenbarneveltstraat
te Nijmegen. In 1988 zijn de nonnen vertrokken en sindsdien worden er
studio's verhuurt. Hier een stukje uit De Gelderlander
over de geschiedenis van het klooster.
De Gelderlander, 24 december 1987, Maarten Dongelmans.
'Zusters van de Bottendaal' nemen na 104 jaar afscheid van Nijmegen.
'In dienst der lijdende menscheid'
Wanneer de zusters van de Van Oldenbarneveltstraat medio februari naar
het nieuw gebouwde klooster 'Nazareth' in Tilburg verhuizen, komt er
een definitief einde aan meer dan een eeuw Nijmeegs 'liefdewerk' door
Franciscanessen van de Heilige Familie. Haar Klooster is verkocht aan
de Stichting Centrale Kamerbewoning en toont al duidelijk sporen van
het naderend vertrek. Toch zullen de 24 religieuzen onze stad niet
ongemerkt verlaten. Op Derde Kerstdag (27 december) houden zij 's
middags open huis aan de Van Oldenbarneveltstraat, waarna hen door een
afscheidscomite een passend geschenk overhandigd zal worden.
Het klooster omstreeks 1900
In aflevering 75 van 'Nijmegen ToenTerTijd' blijkt drs M.J.M
Dongelmans vandaag alvast terug op de eerste Nijmeegse jaren van deze
congregatie en de totstandkoming van haar klooster 'aan de Bottendaal'.
Met langdurig zieken, lijders aan ongeneselijke aandoeningen en
bejaarden is het rond 1880 in Nijmegen evenals elders hopeloos
gesteld. Hun einde wachten ze moedeloos af in doorgaans meer dan
erbarmelijke omstandigheden.
Twee vooraanstaande katholieken besluiten dan ook pogingen in het werk
te stellen om ook voor deze stadgenoten het leven wat draaglijker te
maken. In die tijd betekent dat, bij gebrek aan sociale
voorzieningen, het aankloppen bij vrouwelijke religieuzen, die het
beoefenen van de caritas als haar roeping zien.
I. Holthaus (raadslid en president van het Parochiaal Armbestuur) en
G.A. Hamer (broer van bisschop Hamer en voorzitter van de
Vincentiusvereniging) vinden in het Belgische Leuven uiteindelijk een
bereidwillig gehoor. Daar bidden en werken sedert 1875 de zusters
Franciscanessen van de Heilige Familie, een van oorsprong Duitse
congregatie, in 1857 gesticht door Moeder Elisabeth van Jezus. Zij
zijn in Belgie aangeland door de Kulturkampf van Bismarck en hebben om
dezelfde reden ook al een filiaal in Nederland.
Hoewel de activiteiten van de zusters in het Zuidlimburgse Wauback
onder een kwaad gesternte blijken te staan, is het Moederhuis niet
ongenegen op het Nijmeegse verzoek in te gaan. Maar in Nijmegen valt
dan ook geen tegenwerking van wereldheren te verwachten. De vier
pastoors van de Waal stad en hun bisschop staan zelfs vierkant achter
het initiatief van Holthaus en Hamer.
Moeder Elisabeth breng de eerste vijf Franciscanessen op 28 april 1884
in eigen persoon naar de Waalstad. Daar is voor Conradine, Lydia,
Scraphia, I'ulcheria en Gudula al een woning gereserveerd aan de Lange
Hezelstraat. Een week later behandelen zij de eerste patiënte, die
helaas echter na veertien dagen sterft.
In Nijmegen Blijkt het 'liefdewerk' zo noodzakelijk en gewenst dat aan
uitbreiding van het aantal zusters spoedig niet meer te ontkomen valt.
Maar dan moet er ook meer woonruimte komen. Liefdadigheid brengt
uitkomst. In 1886 verhuizen de Franciscanessen naar de Jodenberg.
Noodkreet
Dat hierdoor slechts korte tijd enige verlichting wordt verkregen,
illustreert de schrijnende sociale nood in de stad. In februari 1899
komt een hernieuwde noodkreet. Wederom is G.A. Hamer er bij betrokken.
In een brief laat hij zijn stadgenoten weten dat er inmiddels 17
zusters wonen in een voor tien personen berekend huis. En dat terwijl
er meer zusters moeten komen, want de groep is nu werkelijk dag en
nacht met de ziekenhulp in de weer.
Er blijft door de 'gebiedende noodzakelijkheid' dan ook niets anders
over dan 'een beroep te doen op ... milddadigheid'. De brief waarin
uitgebreid gerefereerd wordt aan de weldaden door de bescheiden
zusters aan Nijmegen bewezen, resulteert in een gigantische stroom van
giften. De Franciscanessen die hun patiënten zonder onderscheid des
persoons verplegen, ontvangen bijdragen van mensen van alle gezindten.
Moeder Elizabeth maakt de totstandkoming van het nieuwe klooster niet
meer mee. Zij keurt nog wel de toekomstige locatie aan de Bottendaal
(vlakbij de rectoraatskerk van Sint-Jozef) goed, maar overlijdt, drie
maanden na de aankoop van het terrein door het kerkbestuur van de
Augustinusparochie, op 3 april 1899 in Leuven.
Nadat ook de Bossche bisschop toestemming voor de bouw heeft verleend,
kan in maart 1900 met de bouw begonnen worden. Collecte-opbrengsten en
een obliegatie-lening van fl 35.000,- zorgen voor de financiële basis.
Intrede
Voor De Gelderlander vormt de overhuizing van de Jodenberg naar de
Bottendaal (20 maart 1901) aanleiding 'de ijverige Zusters van harte
geluk te wensen met haar intrede in de nieuwe woning, haar door de
offervaardigheid der dankbare Nijmegenaars gebouwd' en de hoop uit te
spreken dat zij zich 'nog lange jaren ... aan het schoone liefdewerk
van de verpleging' zullen wijden.
In de Nijmeegsche Courant staat een ingezonden stuk van Mere
Stanislas, algemeen overste in Leuven, en Socur Basilia, overste van
het nieuwe huis. Zij brengen daarin dank 'voor toegenegenheid en
welwillendheid'. Speciale vermelding krijgt de commissie van bijstand,
bestaande uit G.A. Hamer, G. Ensink, M.A. de Rooij en Jos Kneppers,
terwijl ook deken Bronsgeest niet vergeten wordt.
In de door de architecten Gielen van der Pluiijm ontworpen 'gezonde,
ruime woning' nemen 60 zusters haar intrek. In de jaren van het 'rijke
roomsche leven' wemelt het er van de postulantes, novicen en zusters.
Eerstgenoemden zijn te herkennen aan hun huibje. Zij die echter haar
gelofte van armoede, zuiverheid en gehoorzaamheid hebben afgelegd,
dragen ronde kappen boven het zwarte habijt met de bruine scapulier.
Rozenhoedje
Allemaal hebben ze met een vaste dagorde te maken. 's Morgens om vijf
uur op. Daarna een half uur meditatie, koorgebed, eucharistie en
aansluitend ontbijt. Later op de dag volgen nog aanbidding,
rozenhoedje, geestelijke lezing, koor- en avondgebed, waarna de
zusters tegen negen uur de gordijntjes van haar 'chambrettes' sluiten
en gaan slapen op strozakken. De op de slaapzaal heersende stilte
strekt zich overigens tijdens de 'dagen van stilzwijgen' ook uit over
de dag. Eveneens dagelijks terugkerend is het praktiseren van de
naastenliefde; het 'werken in de wijk'. De zusters zoeken zieken op,
zorgen voor bejaarden (onder meer in het Oud-Burgeren-Gasthuis) en
nemen ook het afleggen van doden op zich. Eerst alles te voet, later
met episcopaal fiat per fiets of per solex.
Inmiddels is er natuurlijk veel veranderd. Maatschappelijke en
kerkelijke veranderingen zijn niet aan de Franciscanessen voorbij
gegaan. Sinds 1964 is er niemand meer ingetreden. In Zaïre, waar de
zusters dertig jaar geleden haar missie startten, kent de congregatie
echter nog verjonging.
Maar in Nederland is het pionierswerk in de gezondheidszorg voorbij.
De uitdagingen van het religieuze leven onder de leefregel voor de
Derde Orde verschoven daarom geleidelijk naar het contemplatieve en de
zorg voor huisgenoten.
In Tilburg is het nieuwe klooster aangepast aan deze ontwikkelingen.
Aan de Van Oldenbarneveltstraat rest een statig monument in steen als
herinnering aan Nijmeegse jaren van bescheiden zusters in 'den dienst
der lijdende menschheid'.